Echtscheiding na het overlijden van een ouder
Op het moment dat je besluit te gaan scheiden moet er een hoop geregeld worden. Zo moeten er afspraken gemaakt worden over de omgang met- en verzorging van de kinderen. Daarnaast is het verplicht om afspraken te maken over de verdeling van de kosten van de kinderen. En vergeet de partneralimentatie en het pensioen niet.
Naast deze onderwerpen moeten er ook afspraken gemaakt worden over de verdeling van het vermogen. Een bijzonder onderwerp in de vermogensverdeling is de zogenaamde niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder nadat één van jouw ouders is overleden.
In deze blog behandelen wij dit onderwerp.
Allereerst gaan we in het op wettelijk erfrecht. Daarna bespreken we de behandeling van de niet-opeisbare vordering binnen het huwelijksvermogensrecht. Tot slot brengen wij in beeld welke mogelijkheden er zijn ten aanzien van de afwikkeling van de niet-opeisbare vordering.
Wettelijk erfrecht
Als door de erflater geen testament is opgemaakt, is volgens de wet sprake van erfopvolging bij versterf. Je kan daarbij ook de term versterferfrecht of wettelijk erfrecht tegenkomen. Omdat wettelijk erfrecht het meest wordt gebruikt in de volksmond gebruiken wij deze term voor het vervolg van onze blog.
Het uitgangspunt bij het wettelijk erfrecht is dat de langstlevende echtgenoot goed verzorgd achterblijft. In 2003 is het erfrecht ingrijpend veranderd. Met deze verandering is de verzorgingsgedachte verankerd in de wet.
De wettelijk verdeling betekent dat alle goederen van de nalatenschap automatisch toekomen aan de langstlevende echtgenoot.
Als er kinderen zijn krijgen zij van de erflater slechts een (rentedragende) geldvordering op de langstlevende echtgenoot ter grootte van hun wettelijke erfdeel.
Wettelijk erfdeel
Indien sprake is van het wettelijk erfrecht, erven de langstlevende echtgenoot en de kinderen voor gelijke delen.
Stel de ouders hebben een vermogen van € 600.000 en zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. De vader overlijdt.
Van het vermogen is 50% van moeder, te weten € 300.000. Dit is en blijft haar eigen vermogen. De nalatenschap van vader bedraagt € 300.000. Indien sprake is van twee kinderen erven moeder en de kinderen allen € 100.000.
Het gehele bedrag van € 300.000 blijft bij de moeder. De kinderen krijgen slechts een rentedragende vordering op de moeder van € 100.000 per kind.
Opeisbaarheid
De vordering is slecht opeisbaar in bijzondere situaties:
- Als de echtgenoot in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;
- Wanneer de echtgenoot is overleden.
Het is dus onduidelijk of de vordering ooit te gelde kan worden gemaakt. De langstlevende echtgenoot heeft ten slotte het volledige vruchtgebruik over het vermogen en kan dit dan ook volledig opmaken. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer sprake is van hoge zorgkosten op latere leeftijd.
Als de vordering wel (deels) te gelde kan worden gemaakt is echter nog steeds de vraag wanneer dit plaats zal vinden.
Huwelijksvermogensrecht
Om te bepalen of de niet-opeisbare vordering onderwerp van gesprek moet zijn tijdens het echtscheidingsproces is het van belang te weten of een erfenis wel of niet binnen het gemeenschappelijke vermogen of de huwelijkse voorwaarden valt.
De wetgever geeft in artikel 1:94 van het Burgerlijk Wetboek uitsluitsel. Niet binnen de gemeenschap van goederen valt:
- Goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen.
Dit betekent dat de niet-opeisbare vordering alleen buiten het gemeenschappelijk vermogen blijft indien sprake is van een uitsluitingsclausule. Nu geen sprake is van een testament kan er nimmer sprake zijn van een uitsluitingsclausule. Dit betekent dat over de niet-opeisbare vordering binnen de gemeenschap van goederen afspraken gemaakt moeten worden.
Daarbij is het van belang te weten dat dit uitsluitend geldt als je bent gehuwd vóór 1 januari 2018 zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden.
Ben je gehuwd ná 1 januari 2018, dan geldt dat alle erfenissen buiten het gemeenschappelijke vermogen vallen. Het is dan niet meer relevant of wel/geen uitsluitingsclausule van toepassing is.
Uiteraard kan er ook sprake zijn van huwelijkse voorwaarden. De inhoud van de huwelijkse voorwaarden geven dan uitsluitsel.
Kortweg zijn er drie meest voorkomende varianten:
- Koude uitsluiting: er is geen sprake van een gemeenschappelijk vermogen. De niet-opeisbare vordering hoeft niet meegenomen te worden in de afwikkeling van de echtscheiding;
- Periodiek verrekenbeding: bij een periodiek verrekenbeding vallen erfenissen in de basis buiten de reikwijdte van het verrekenbeding.
- Finaal verrekenbeding: dit stelsel sluit aan bij de gemeenschap van goederen. Dit betekent dat de niet-opeisbare vordering moet worden betrokken in de afwikkeling van de echtscheiding.
Overzicht
Hieronder een overzicht wanneer de niet-opeisbare vordering wel/niet betrokken dient te worden in de afwikkeling van de echtscheiding:
Wel onderdeel van de afwikkeling van het vermogen
- Gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden vóór 1 januari 2018;
- Huwelijkse voorwaarden met een finaal verrekenbeding.
Geen onderdeel van de afwikkeling van het vermogen
- Gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden ná 1 januari 2018;
- Huwelijkse voorwaarden zonder verrekenbeding (koude uitsluiting);
- Huwelijkse voorwaarden met periodiek verrekenbeding.
Let op: de redactie van de huwelijkse voorwaarden kan afwijkende afspraken bevatten. Zo komt het met regelmaat voor dat sprake is van een finaal verrekenbeding, maar bijvoorbeeld schenkingen en erfenissen zijn uitgesloten van het finaal verrekenbeding. Neem dus goed je huwelijkse voorwaarden door.
Afwikkeling van de niet-opeisbare vordering
Bij een echtscheiding is het fijn om zaken af te kunnen ronden met elkaar en te voorkomen dat dit in de (verre) toekomst op bepaalde onderwerpen nog gedaan dient te worden.
Dit betekent dat aan de niet-opeisbare vordering een waarde kan worden toegekend welke in de vermogensafwikkeling wordt betrokken.
De niet-opeisbare vordering wordt dan toebedeeld aan de echtgenoot wiens ouder is overleden. Deze krijgt dan, na het overlijden van zijn/haar langstlevende ouder, de gehele vordering zelf uitgekeerd en hoeft niets meer af te rekenen met de ex-partner.
Hier zit wel een nadeel aan. Ten tijde van de echtscheiding is onbekend hoeveel na het overlijden van de langstlevende daadwerkelijk te gelde kan worden gemaakt.
Je hebt dan wel afgerekend met je ex-partner, maar krijgt zelf niet of maar een beperkt deel van de vordering.
In 2017 heeft een casus gespeeld en is het Hof Amsterdam gevraagd een beslissing te nemen hoe om te gaan met deze niet-opeisbare vordering. De rechtbank besliste dat er ten tijde van de echtscheiding geen waarde aan de vordering diende te worden toegekend. Van hetgeen bij overlijden van de langstlevende ouder daadwerkelijk wordt verkregen, dient de helft te worden uitgekeerd aan de ex-partner.
Hiervan is het nadeel dat je bij het overlijden van jouw langstlevende ouder nog af moet rekenen met jouw ex-partner.
Conclusie
Als blijkt dat de niet-opeisbare vordering betrokken dient te worden bij de afwikkeling van de echtscheiding concluderen wij dat het een uitdaging is om hier een juiste waarde aan te geven. Daarnaast speelt hier ook vaak de emotie van het kind van de overleden ouder, die vindt dat de erfenis hem/haar volledig toekomt.
Het is zaak om goed na te denken of je de wens hebt dit onderdeel direct af te wikkelen, of uit te stellen tot het moment dat jouw langstlevende ouder overlijdt.
Uiteraard komt dit onderwerp tijdens het mediationproces bij ons aan de orde en bespreken wij met jullie welke mogelijkheden er zijn en welke gevolgen daaraan zitten.
Heb je vragen? Neem dan gerust contact met ons op via ons contactformulier.